Koninklijk Museum voor Schone Kunsten: overtuigend pleidooi voor het daglichtmuseum
Tekst: Eva Vroom
Fotografie: Stijn Bollaert, Sebastian van Damme
Bijna twintig jaar werkte KAAN Architecten aan het masterplan, de renovatie en uitbreiding van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Het wachten wordt ruimschoots beloond: hoewel je het vanaf de straat niet ziet, herbergt het gebouw nu een glanzend nieuwe inbreiding, net als het bestaande museum badend in daglicht.
Achter de indrukwekkende neoclassicistische façade van het KMSKA gaat een collectie schuil die meer dan 700 jaar kunstgeschiedenis omspant: van de Vlaamse Primitieven tot Expressionisten, van schilderijen en tekeningen tot beeldhouwkunst. En dankzij het briljante ontwerp van KAAN Architecten voelt een bezoek aan het museum nu ook daadwerkelijk als een reis door de tijd: van de rijk gematerialiseerde grandeur in de 19de-eeuwse zalen naar de oogverblindend heldere beleving van het nieuwe museum.
Zichtlijnen
Het KMSKA is opgericht op de restanten van de 16de-eeuwse citadel en gaat op in het omringende stedelijk weefsel. Het ontwerp van Architecten Jacob Winders en Frans van Dyck dateert van eind 19de eeuw en is een van de laatste voorbeelden van de robuuste neoclassicistische architectuur van de stad Antwerpen. Toen het museum in 1890 haar deuren opende, was het een licht en open gebouw zegt professor Dikkie Scipio, architect en medeoprichter van KAAN Architecten. “Het museum is gebouwd als tempel voor de kunst. Het is een heel open gebouw, het eerste echte daglichtmuseum met een hele mooie route en veel zichtlijnen naar de omgeving en de Schelde. Een museumbezoek gold destijds letterlijk als een uitje: bezoekers wandelden door de zalen waar ze de prachtige kunstwerken konden bewonderen, en konden genieten van het uitzicht op de patio’s en de stad.” Nieuwe opvattingen rondom tentoonstellingsontwerp en museuminrichting brachten in de 20ste eeuw grote wijzigingen met zich mee: ingrepen die vooral de circulatie door het gebouw en de verbinding met de stad drastisch hebben veranderd. KAAN Architecten wilde het oorspronkelijke open karakter van het museum terugbrengen, legt Scipio uit: “Het gebouw is eigenlijk zelf het grootste museumstuk. Maar het was in de loop der jaren dicht geslibd, en in slechte bouwkundige en technische staat.”
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten als erfgoed
Parallel aan het renovatietraject van het museum is er door de gemeente ook aanzienlijk geïnvesteerd in de transformatie van de omgeving. Scipio: “Toen wij in 2003 begonnen aan deze opdracht, was Antwerpen Zuid als wijk sterk in opkomst. Om de kracht van het gebouw en haar rol als erfgoed in de snel veranderende buurt te onderstrepen, wilden wij dat je van buitenaf niets kon zien van de verbouwing.” Centraal in het ontwerp stond dan ook het besluit, om de uitbreiding van het museum volledig binnen het bestaande gebouw te realiseren. “Inmiddels was er natuurlijk veel programma bijgekomen, en de vraag was waar de uitbreiding moest komen. Omdat we het oorspronkelijke gebouw intact wilden laten, hebben we hiervoor de vier patio’s van het gebouw gebruikt. Het nieuwe programma bestaat eigenlijk uit vier poten en een tafelblad dat je er van bovenaf inschuift.”
Drie werelden
KAAN Architecten verdeelde het museum in drie werelden: het publieke entreegebied (feel), de expositieruimtes (see) en aan de achterzijde van het gebouw de kantoren (work). Scipio: “In deze laatste beuk van het gebouw bevindt zich ook het kinderatelier, waar we hele leuke meubeltjes voor hebben ontworpen. De publieke functies hebben we aan de voorzijde van het museum geplaatst, dit deel van het gebouw is vrij toegankelijk.” Bezoekers komen vanaf de Leopold de Waelplaats via de monumentale trap bij de entree van het museum. Zorgvuldig gerestaureerde eikenhouten deuren bieden toegang tot de ontvangsthal met daarin onder andere de interactieve informatiezone, het café, de museumwinkel en het auditorium. Een grote ronde trap leidt naar beneden, waar zich op straatniveau de garderobe, bibliotheek en een tweede entree voor groepen bevinden.
Vanuit de ontvangsthal kom je in de imposante de Keyserzaal (vernoemd naar de kunstschilder Nicaise de Keyser). Deze zaal fungeert als ankerpunt in de twee routes die je in het museum kunt afleggen: de ene route brengt je via de staatsietrap omhoog naar de hoofdverdieping van het gerenoveerde 19de-eeuwse museum; via de andere loop je recht vooruit naar het nieuwe 21ste-eeuwse museum.
Klassieke grandeur
In het historische museum loop je door opeenvolgende zalen in donkerroze, groen en rood, een kleurenpalet dat verwijst naar de oorspronkelijke kleuren van het museum. De klassieke grandeur van deze ruimtes wordt nog versterkt door eiken deuren, hoge pilasters en gipsen plafondornamenten. Op de eerste verdieping zijn de zalen eenvoudiger en lichter, met grote ramen die de ruimtes verbinden met de stedelijke omgeving. Op de tweede verdieping stroomt het licht binnen via daklichten; hier kun je op elegante sofa’s even uitrusten tussen de grote meesters. In het hart van het gebouw bevinden zich de Rubens en Van Dyck zalen, waar je de hoogtepunten uit de collectie kunt bewonderen. Direct onder deze centrale zalen ligt op straatniveau het museumdepot, in de oude atoomschuilkelder. Van hieruit kunnen zelfs buitengewoon grote schilderijen via een ingenieus systeem van vloer- en plafondluiken naar de verdiepingen getransporteerd worden.
Spiegelend wit
KAAN Architecten plaatste het nieuwe 21ste-eeuwse museum als autonome entiteit in de vier bestaande patio’s, en voorzag het van een eigen routing in het hart van het gebouw. Scipio: “Het oude museumgebouw was heel sterk in de materialisatie, en de zalen vormden een enfilade, een heel vanzelfsprekende wandeling. Als je aan zo’n gebouw iets wilt toevoegen, moet dat ook heel krachtig zijn, maar wel totaal anders.
De nieuwe ruimtes zijn daarom meer in verticale zin een opeenvolging van compleet andere dimensies. In het nieuwe deel hebben we gekozen voor dematerialisatie, de ruimtes zijn bijna spiegelend wit, met hoogglans vloeren. Als uitzondering hierop hebben we daar waar de uitbreiding de solide massa van het originele gebouw doorsnijdt, subtiele marmeren vlakken toegevoegd. Deze reflecteren de elegante materialisatie van het 19de-eeuwse museum, en creëren een soort gelaagdheid. Ook de vloerpotten voor de elektra en bekabeling zijn in marmer uitgevoerd.”
Net als het bestaande deel is ook het nieuwe deel een daglichtmuseum. De volledig witte expositiezalen hebben 198 driehoekige, driedimensionale daklichten. Vier grote lichtvallen brengen natuurlijk licht tot diep in het gebouw, 23 meter onder het dak. “Je wilt in de zalen noorderlicht, zonder opwarming. In de daklichten hebben we een vlakverdeling van driehoeken toegepast, om het licht diffuus te maken. Geïntegreerde kunstverlichting compenseert het seizoensgebonden gebrek aan lichtinval.”
Stairway to heaven
Via een recht doorgaande trap van indrukwekkende lengte loop je vanuit de nieuwe expositiezalen op de eerste verdieping naar de zalen op de bovenste verdieping. Scipio: ”Deze trap bestaat uit gestapelde betonnen treden op een stalen frame. Als je hem opgaat, lijkt het of je naar de hemel kijkt. De ploeg van de aannemer had hem daarom ‘stairway to heaven’ gedoopt. We hebben verschillende nieuwe trappen voor het gebouw ontworpen, waaronder een ronde trap van in het werk gestort beton met een enigszins barokke leuning. En als je vanuit de prentenkabinetten komt ga je via een coulissentrap als het ware ‘door de muur’ – de trappen vormen samen de ‘poort’ waardoor je binnen komt.” In deze prentenkabinetten op de tussenverdieping van het nieuwe museum hangt de meest kwetsbare kunst zoals etsen, tekeningen en schetsen. Deze ‘donkere kamers’ zijn ook zichtbaar vanuit de lichtvallen en uitgevoerd in een intens blauwe kleur. “Het kleurenpalet van het nieuwe museum is een helderder variatie op dat van het originele museum.”
Dialoog
KAAN Architecten realiseerde de benodigde ruimte en technische voorzieningen voor het nieuwe museum middels een aantal zorgvuldige ingrepen in het bestaande gebouw. Om een brugverbinding tussen de prentenkabinetten en de nieuwe museumzalen te maken, is de wand tussen de Rubens- en Van Dyck-zalen verschoven. Verder zorgt de indrukwekkende draaiende wand van 5,5 bij 9 meter op de eerste verdieping voor een betere logistiek rondom grote kunstwerken.
Omdat daglicht een centrale rol speelt in het museum, heeft de kunstverlichting een voornamelijk ondersteunende functie. Scipio: “Qua verlichting houd ik van rustig. Als opvallende elementen hebben we in de bibliotheek een soort kroonluchter van grote ringen toegevoegd. In het voorste deel van het gebouw hangt een lijn van gigantische hedendaagse kroonluchters. Ik ben het meest tevreden over het daglicht in de bovenzalen van het nieuwe museumdeel, hoe dat licht werkt met de kunst vind ik prachtig. Het wordt jammer genoeg steeds zeldzamer om daglicht te zien in een museum. Met dit soort projecten hoop ik te laten zien, dat je niet altijd voor de ‘veilige oplossing’ van de black box hoeft te kiezen. Daarmee voeg je eigenlijk een laag toe, ik zoek juist de dialoog tussen kunst en gebouw.”
De website Pi-online biedt actualiteit voor professionals uit de architectuur- en interieurbranche. De rubriek Projecten biedt beschrijvingen van onlangs gerealiseerde gebouwontwerpen.
Legenda:
Bouwheer Departement van Cultuur, Jeugd en Media
Architect KAAN Architecten
Interieurbouw Muller Afbouw, Vari
Maatwerk meubilair Kulapro
Vloeren Bolidt (gietvloeren), Mogensen (eiken parketvloeren)
Verlichting Luceplan, Nemo, Philips, Bega, Trilux, LTS, DKN Kreis, Ixilum; Etap, Niko (schakelaars)
Sanitair Duravit, Laufen, Grohe, VitrA (tegels)
Deuren CS Staal, Waterschoot, Detrac, Vari, Maars Jansen
Deurbeslag FSB, Intersteel, FritsJurgens, Simonswerk
Liften Hugo de Jongh
Coördinator Agentschap Facilitair Bedrijf
Aannemer Artes Roegiers
- Bekijk ook
- https://kaanarchitecten.com